dinsdag, februari 27, 2007

Vijf wegen

Religie is allereerst een sociale activiteit en slechts in afgeleide zin een rationele onderneming. In zijn recente bestseller ‘The God delusion’ valt Richard Dawkins beide aan. Laten we eerst maar eens focussen op het denkspel, daar heb ik tenslotte toevallig voor doorgeleerd, al is het lang geleden. Bij een eerste diagonale lezing valt op dat Dawkins zich niet wenst te houden aan het intellectuele uitgangspunt van mijn leermeester Huib Hubbeling, dat luidt “Maak de positie die je wilt aanvallen eerst zo sterk mogelijk”, oftewel: verbeter je tegenstander voor je hem verplettert. In zijn hoofdstuk over de godsbewijzen van Thomas van Aquino doet Dawkins, uit onkunde waarschijnlijk, het omgekeerde. Hij poneert de ‘godsbewijzen’ van Thomas als godsbewijzen. Dawkins had beter moeten weten.
Wat zegt Thomas precies in zijn zogenaamde godsbewijzen? De tweede quaestio van Thomas’ ‘Summa Theologia’ behandelt de vraag of God bestaat (de Deo, an Deus sit), en behelst onder andere de befaamde bewijzen, de vijf wegen. Resultaat van de quaestio is niets meer dan de wetenschap dat een bepaald iets bestaat, met nadruk op 'dat'. Thomas geeft zelf aan dat de vraag 'wat' datgene dat bestaat precies is na de toepassing van de vijf bewijzen openblijft. Het resultaat van de godsbewijzen, die in de secundaire literatuur over Thomas' godsleer onevenredig veel aandacht krijgen, blijkt bijzonder mager. Ze zeggen niets over de vraag 'quid sit Deus', wat God is, en daarmee zeggen ze strikt genomen helemaal niets over God. In God vallen namelijk volgens Thomas het 'dat' van het zijn en het 'hoe' van het zijn samen, oftewel, er is volgens Thomas in God geen onderscheid tussen 'esse' en 'essentia', tussen zijn en wezen. Aangezien het 'wat' van God, de Goddelijke essentie, in de vijf bewijzen op geen enkele manier aan de orde is, moet uit de identificatie van Gods ‘zijn’ en ‘essentie’ volgen dat ook over Gods 'Esse' in feite niets gezegd wordt. Thomas geeft expliciet aan dat de bewijzen in strikte zin niet op het bestaan van God betrekking hebben; In het vierde artikel van quaestio 3 stelt hij dat we, waar het gaat om 'bestaan' in de zin van de 'bestaansakt' (actum essendi), geen kennis kunnen hebben van God's bestaan. Hadden we dat wel, dan kenden we, uitgaande van de identificatie van ‘esse’ en ‘essentia’ in God ook God's essentie, en dat is binnen het godsbeeld dat Thomas er op nahoudt onmogelijk. De bewijzen zijn, binnen Thomas’ eigen denksysteem, op hun best verwijzingen en fungeren vooral als een indicatie voor de transcendentie Gods. Oftewel, voor Thomas zijn de bewijzen op geen enkele manier bewijs. Dawkins vecht met windmolens, en dat had hij kunnen weten.
Dit alles is wellicht ‘mere sophistry’. Accoord, maar als je het serieus neemt neem je het serieus. Je hoeft niet heel erg diep te lezen om bovenstaand gegeven tegen te komen. Dawkins doet het voorkomen alsof Thomas een bewijs pretendeert te leveren voor het bestaan van God. Dat is aantoonbaar onjuist. Helaas, zijn kennis van de ‘vijf wegen’ is op zijn best uit derde hand. Dat geeft te denken voor de rest van zijn boek. Jammer hoor. Een doorslaggevend bewijs voor de juistheid van het atheisme zou me best goed uitkomen. Maar bewijzen dat iets niet bestaat is nu eenmaal logisch veel ingewikkelder dan bewijzen dat iets wel bestaat, de wiskunde even daargelaten. Ik lees nog maar even door, wellicht komt er wat beters.