maandag, oktober 08, 2007

Herinnering

Vanmiddag begonnen in Douwe Draaisma's 'Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt'. In het eerste hoofdstuk gaat het over het onderzoek naar vroegste jeugdherinneringen, dat begon in 1895 met een wereldwijd gepubliceerde vragenlijst. Hoe zit het eigenlijk met mijn herinnering?
Aanvankelijk dacht ik dat mijn vroegste herinnering het eerste bezoek aan de kleuterschool betreft. Ik ben vier of vijf en zit bij mijn moeder achterop de fiets. Ik herinner me de bocht met de hoge bomen bij het Tonckensbosje, maar van de aankomst op school weet ik niets meer. Van de school zelf herinner ik me alleen de kleibak. Uit foto's blijkt dat er een jaarlijkse optocht was. Mijn moeder maakte daarvoor een bakkerstenue en een jaar later een piccolo-kostuum. Ik heb er geen enkele herinnering aan.
Maar er is een herinneringsflard die veel ouder moet zijn. Ik zit op het dressoir van de slaapkamer van mijn ouders. Ik kan al lopen en waarschijnlijk ook praten en ben dus twee of drie. Ik zit op het dressoir omdat ik naar bed moet. Mijn moeder gaat me wassen. De wastafel bevindt zich naast het dressoir. Mijn moeder is iets vergeten en laat me even alleen. Ik zit in de lege kamer boven op het dressoir. Er komen straaljagers over. Het geluid is onheilspellend en tegelijkertijd fascinerend. Ik ben niet bang, maar wel onder de indruk. Het lijkt wat dat betreft een beetje op de lichtpatronen op het behang van mijn slaapkamer als er 's avonds auto's door de straat rijden; het vreemde komt binnen, maar ik lig veilig in mijn bed. Mijn moeder heeft zelfs een speciaal holletje in mijn kussen gemaakt waar mijn hoofd precies in past. Er kan mij niets gebeuren.
Er zijn in de verhandeling van Draaisma twee elementen die opvallen. De eerste herken ik, de tweede niet. In de vroegste herinnering zien we onszelf van een afstandje en constateren: 'dat ben ik.' Zo zie ik mezelf inderdaad zitten, daar op dat dressoir. Maar dat het in de vroegste herinnering om beeld gaat, en niet om geluid, dat klopt niet. Ik hoor de straaljagers. Later, maar ook heel vroeg, lig ik in bed en hoor de AKU, de fabriek op het nabijgelegen industrieterrein. Wat is er met mijn gehoor? Had ik musicus moeten worden? Daar kom ik dan mooi te laat achter.