zondag, november 09, 2008

Niets

Toen ik een jaar of tien was dacht ik met enige regelmaat het heelal helemaal leeg. Denk alles weg en wat houd je over? Lege ruimte. Ik stelde me voor dat ik het enige was in een leeg universum. Ik vond het een even angstaanjagende als fascinerende gedachte. Even later bedacht ik het solipsisme, zoals elk nadenkend kind. Ik ben het enige dat bestaat en al het andere bedenk ik ter plekke. Mozart, Vermeer, allemaal zelf bedacht. Knap he! Een volstrekt logische gedachte.

Later leerde ik dat het leeg gedachte heelal moet imploderen. Er is geen ruimte zonder dingen. Zonder dingen is er tijd noch uitgebreidheid.

De hedendaagse analytische filosofie acht het iets veel meer plausibel dan het niets. Het lijkt alsof ze daarvoor een argument gebruikt dat lijkt op het ontologisch godsbewijs. Het bestaan van niets is een paradox.

Ik weet het niet. Het lijkt mij nog steeds het meest plausibel dat er helemaal niets bestaat. Als bestaan volstrekt normaal is, wie gaat er dan nog gedichten schrijven? Het niets, dat is normaal. Dat wij bestaan en schrijven en lezen en vechten en vrijen, dat is toch niet normaal? Gelukkig niet.

Ergens op een Amerikaanse universiteit werkt een hoogleraar in de medicijnen die verklaard solipsist is. Als je hem wilt benaderen voor een filosofisch gesprek stuit je eerst op zijn secretaresse, die toestemt in een ontmoeting maar tevens waarschuwt:

"Be very careful, cause when he goes, we all go."