zondag, april 05, 2009

Palmpasen


Ik moet een jaar of achttien geweest zijn toen ik mij met Sirtjo en Sjoukje in Zuid-Limburg in een sneeuwstorm bevond. Rugzak op, poncho aan, we waren bepaald niet grienderig, maar deze sneeuwstorm werd ons iets teveel. We werden gastvrij ontvangen in een dorpse huiskamer waar de vrouw op een bank lag te slapen, de televisie geluidloos aanstond en de man des huizes zich met mijn broer onderhield over de vraag wat een normaal mens met een rugzak op in een sneeuwstorm te zoeken heeft. Op de televisie ontrolde zich een primitief soort zwart-wit film waarin ik dankzij de doeltreffende collectievorming van de Emmense leeszaal al na korte tijd het evangelie volgens Pasolini herkende: Il vangelo secondo Matteo. Ademloos keek ik naar de weidse landschappen in zwart-wit en naar de boerse verweerde koppen. Toen, na een minuut of drie, ontwaakte de vrouw des huizes, ging rechtop zitten, draaide de televisie op een zender waar beelden werden vertoond van Zuid-Duitse gezelligheid, en verliet de woonkamer om ons van koffie te gaan voorzien. Ik ontstak onmiddellijk in grote machteloze woede over de nutteloosheid van haar daad maar kon met die emotie natuurlijk nergens heen. Ik overwoog serieus om de televisie terug te zetten op de enig juiste zender maar moest die optie helaas verwerpen als te brutaal voor woorden. Je hoeft geen goede analyticus te zijn om hier de bron te vinden van de tomeloze verering die ik jaren lang koesterde voor een film waarvan ik slechts wat vage fragmenten had gezien.

Vanochtend las ik de recensie van de dvd, in de NRC. De tand des tijds slaat genadeloos toe, aldus Coen van Zwol, die meteen ook maar de vraag stelt of Pasolini behalve een bekwaam oproerkraaier ook een goede cineast was. Ik krab op mijn hoofd en denk: er waren toch minstens drie zeer goede scènes in die film. Ik pak de dvd die ik al jaren lang bezit, de NRC is ietwat traag met de recensie, en duw hem in de speler. Kerktijd, dat komt mooi uit. De film snort voorbij, nu eens langzaam, dan weer een stuk fast-forward. Ik vind mijn scènes. Die vallen tegen. Ik vind andere scènes. Die zijn lachwekkend. Ik zie de koppen van verweerde boeren uit het Zuid-Italiaanse land die meedoen met een passiespel. Je ziet vooral het spel, het gebrek aan spel, het wezen van de amateur. Het is niet best.

Coen van Zwol beëindigt zijn gelijk met een citaat van Pauline Kael: "Why do filmmakers think it's such a good story anyway?"

2 Comments:

Anonymous Anoniem said...

'Mijn' Jezus-verfilming, de eerste die ik bewust heb beleefd, was die van Franco Zeffirelli. Ik vond hem toen, ergens eind jaren zeventig, adembenemend spannend en mooi. Wie was jouw eerste 'film-Jezus'? De mijne was dus, zo heb ik net opgezocht, Robert Powell.

Soedish Vn

1:35 a.m.  
Blogger Klaske said...

In herinnering zal het toch een mooie film blijven, eigenlijk had je hem niet moeten kopen :)

10:11 a.m.  

Een reactie posten

<< Home