donderdag, maart 18, 2010

Schellinkje


In de Schoenbergzaal klinkt Bach. Voor het grote scherm zitten een paar honderd scholieren. Ik kan ze niet zien. Ik hoop maar dat zij mij ook niet kunnen zien. Uit mijn borstzak sprieten twee dunne draadjes tevoorschijn. Aan de kop van de beide sprietjes zit een klein lampje dat een helder wit licht werpt op het papier in mijn hand. Ik moet er uitzien als een bidsprinkhaan.

We doen de Matthaeus in drie kwartier. Bach verklaard voor de rustelozen. Beneden wordt gelezen, gespeeld en gezongen. Ik zit boven achter het grote scherm, waar de beamer zijn gespiegelde plaatjes werpt. Ik druk op knopjes. Op het grote scherm wordt op mijn bevel beweend en geleden. Vrouwen in gewaden, een half naakte man, in vele gedaanten.

Na afloop is er veel lof voor de luisteraars. Ze hebben hun notoir korte concentratieboog aanmerkelijk opgerekt. Ook ik krijg lof. Terecht! Ik heb vijftig keer in de grote eenzaamheid van de engelenbak precies op tijd op een knopje gedrukt. En toen ik vijftien was hield ik het zwijgend ruim twee uur lang probleemloos vol.