zaterdag, juli 10, 2010

Broken Bow, Ne


Voorbij Grand Island, waar de Noordoostpolder ophoudt en het Wilde Westen begint, loopt de weg honderden kilometers langs het spoor, af en toe op een afstandje, maar meestal zo dichtbij dat je vanuit het raam van de auto een klokhuis tussen de bielzen zou kunnen gooien. In de anderhalf uur die we nodig hebben om Broken Bow te bereiken, komen ons vijf treinen tegemoet. Ze zijn identiek: twee enorme diesellocs trekken een kilometers lange sleep van bruine wagons. Boven de rand van elke wagon is een zwarte glooiing zichtbaar. We besluiten dat het kolen zijn. De lange stoet van wagens wordt afgesloten met een derde loc. Het is een wonder dat drie locomotieven dit kolossale gevaarte in beweging kunnen krijgen.

Dorpjes zijn er hier bijna niet meer. Zodra er toch eentje verschijnt, in de schaduw van een grote cilindervormige kolos waar allerlei armen uitsteken, gaan we het spoor over om door de hoofdstraat te rijden. De gevels zijn van steen, maar verder is het identiek aan menig stadje uit het collectieve ideaalbeeld dat western heet: één straat, twee rijen gevels. Aan het begin en het eind houdt de bebouwing gewoon op. Aan één kant ligt het spoor, de reden van de nederzetting.

Als we aan het eind zijn gekeerd en het spoor naderen gaan de bomen dicht. Nog voor de trein bij de overgang is kondigt de machinist zijn komst luidruchtig aan. Het is een standaardprocedure, ongetwijfeld, maar het klinkt als een begroeting, vrolijk, ondanks de diepe bas.

Nu, in ons onderkomen in Broken Bow, een dorp groot genoeg voor de karakteristieke 'strip' met eetgelegenheden, autobedrijven en motels, horen we ze nog. Het spoor is vlakbij. De treinen groeten in de nacht.