dinsdag, oktober 19, 2010

Tellen

We wisten dat het nu wel snel zou gaan beginnen, maar het kantelen van de stoel kwam toch onverwacht. Dus Hans en ik mochten als eerste. Door de kelders van het café kwamen we op straat. Er stond een flatgebouw waar van de balkons bier naar beneden werd gegooid. De studenten waren ongetwijfeld ingehuurd. Onze opdracht was om een schatting te geven van het totale aantal blikjes bier. Het viel me op dat er op elk balkon ongeveer vijf kratten te zien waren. Ik telde de balkons:: zeven bij zeven. Zeg vijftig, keer vijf, keer vierentwintig. Ik dacht dat het ongeveer tweehondervijftigduizend blikjes zouden moeten zijn.

Toen we terug waren was het café een huis geworden. Ik zocht Hans om hem te vertellen dat we misschien beter een antwoord konden geven dat deelbaar is door vierentwintig, maar ik kon hem niet meer vinden. Wel bleek mijn opa er te zijn. Iemand vertelde dat hij in Almelo woonde. We spraken over voetbal, mijn opa en ik. Later kwam ik mijn vader tegen. Ik zei dat we opa al jaren lang hadden verwaarloosd en dat dat niet zo mooi was. Mijn vader keek beschaamd naar de grond. Ik nam me voor mijn opa heel vaak te bezoeken.